Abstract :
[fr] Cette thèse de doctorat vise à jeter la lumière sur le processus d’évangélisation et de christianisation du bassin de la Meuse moyenne entre le début du IVe siècle et le début du IXe siècle, par une relecture des sources écrites et une mobilisation des sources matérielles, de plus en plus nombreuses. Quatre hypothèses principales y sont défendues, à commencer par l’aspect continu de ce processus, qui ne connut aucunement un arrêt brutal au cours du Ve siècle, période prétendument noire pour le christianisme en raison du caractère destructeur des invasions barbares. Selon cette vision pessimiste, ces invasions auraient été tellement néfastes que la reprise du processus de diffusion et d’ancrage du christianisme aux VIe-VIIe siècles n’aurait pas été possible sans l’intervention de missionnaires étrangers, principalement aquitains et irlandais. Le deuxième point défendu dans cette thèse sera de prouver qu’au contraire la christianisation fut un processus essentiellement endogène, mené tant par l’épiscopat que par l’aristocratie laïque. Ces efforts conjoints contribuèrent à la naissance d’une société chrétienne aux VIe-VIIe siècles, une société dans laquelle le paganisme n’avait plus sa place mais dont le degré de christianisation restait perfectible. C’est là le troisième point, celui de la christianisation en profondeur. Enfin, le quatrième acquis de cette recherche est celui de l’écriture et de la réécriture du phénomène d’évangélisation et de christianisation, qui vit notamment l’émergence du topos du combat contre le paganisme, topos qui s’amplifia au fil des siècles.
[en] This doctoral thesis aims to shed light on the process of Evangelization and Christianization of the middle Meuse basin between the beginning of the 4th century and the beginning of the 9th century, through a reinterpretation of written sources and a mobilization of increasingly abundant material sources. Four main hypotheses are put forth, starting with the continuous nature of this process, which did not experience a sudden halt during the 5th century, a period supposedly marked by darkness for Christianity due to the destructive nature of the barbarian invasions. According to this pessimistic vision, these invasions were allegedly so detrimental that the resumption of the process of spreading and anchoring Christianity in the 6th-7th centuries would not have been possible without the intervention of foreign missionaries, mainly from Aquitaine and Ireland. The second point defended in this thesis will be to prove that, on the contrary, Christianization was an essentially endogenous process, led both by the episcopate and by the lay aristocracy. These joint efforts contributed to the birth of a Christian society in the 6th-7th centuries, a society in which paganism no longer had its place but whose degree of Christianization remained subject to improvement. This is the third point, that of Christianization in depth. Lastly, the fourth achievement of this research is that of writing and rewriting of the phenomenon of Evangelization and Christianization, which notably saw the emergence of the topos of the fight against paganism, a topos that intensified over the centuries.
[nl] Dit doctoraatsproefschrift richt zich op het proces van evangelisatie en kerstening van het Midden-Maasbekken tussen het begin van de 4de eeuw en het begin van de 9de eeuw, door het herlezen van geschreven bronnen en het gebruik van steeds talrijkere materiële bronnen. Daar worden vier hoofdhypothesen verdedigd. Ten eerste stellen we op dat de kerstening een voortdurend proces was, dat op geen enkele manier plotseling verbroken was tijdens de 5de eeuw, een zogenaamd zwarte periode voor het christendom, vanwege de verwoestingen tijdens de invallen van de barbaren. Volgens deze pessimistische visie waren deze invasies zo rampzalig dat de hervatting van de verspreiding en verankering van het christendom in de 6de en 7de eeuw niet mogelijk zou zijn geweest zonder de tussenkomst van buitenlandse missionarissen, voornamelijk uit Aquitanië en Ierland. Het tweede punt dat in dit proefschrift wordt verdedigd, is het bewijzen dat de kerstening daarentegen een in wezen endogeen proces was, geleid door zowel het episcopaat als de lekenaristocratie. Deze gezamenlijke inspanningen hebben bijgedragen aan het ontstaan van een christelijke samenleving in de 6de en 7de eeuw, een samenleving waarin het heidendom niet langer zijn plaats had, maar waarvan de mate van kerstening nog steeds te perfectioneren is. Dit is het derde punt, dat van de diepgaande kerstening. Ten slotte is de vierde prestatie van dit onderzoek het schrijven en herschrijven van het verhaal van de evangelisatie en van de kerstening, waarbij vooral de opkomst van de topos van de strijd tegen het heidendom opkwam, een topos die door de eeuwen heen groeide.
[de] Diese Doktorarbeit konzentriert sich auf den Prozess der Evangelisierung und Christianisierung des mittleren Maasbeckens zwischen dem Beginn des 4. und dem Beginn des 9. Jahrhunderts durch eine erneute Lektüre schriftlicher Quellen und eine Mobilisierung immer zahlreicher werdender materieller Quellen. Dort werden vier Haupthypothesen vertreten, beginnend mit dem kontinuierlichen Aspekt dieses Prozesses, der im 5. Jahrhundert, einer vermeintlich schwarzen Periode für das Christentum aufgrund des zerstörerischen Charakters der Barbareninvasionen, keineswegs plötzlich zum Stillstand kam. Nach dieser pessimistischen Vision wären diese Invasionen so schädlich gewesen, dass die Wiederaufnahme des Prozesses der Verbreitung und Verankerung des Christentums im 6.-7. Jahrhundert ohne die Intervention ausländischer Missionare, hauptsächlich aus Aquitanien und Iren, nicht möglich gewesen wäre. Der zweite Punkt, der in dieser These verteidigt wird, besteht darin, zu beweisen, dass die Christianisierung im Gegenteil ein im Wesentlichen endogener Prozess war, der sowohl vom Episkopat als auch von der Laienaristokratie vorangetrieben wurde. Diese gemeinsamen Anstrengungen trugen zur Entstehung einer christlichen Gesellschaft im 6.-7. Jahrhundert bei, einer Gesellschaft, in der das Heidentum keinen Platz mehr hatte, deren Grad der Christianisierung jedoch weiterhin verbessert werden konnte. Dies ist der dritte Punkt, der der tiefgreifenden Christianisierung. Die vierte Errungenschaft dieser Forschung schließlich ist die des Schreibens und Umschreibens des Phänomens der Evangelisierung und Christianisierung zurück, bei dem insbesondere der über die Jahrhunderte gewachsene Topos des Kampfes gegen das Heidentum entstand.
